terug

 

 

 

 

 

Lieve schatten,

 

Probeer elke dag een beetje te lezen...

 

Lees in een boekje van de bibliotheek.

 

 

 

 

Begrijpend lezen

 

1        3     4     5     6     7    8      9

 

 

 

 

 

 

In de bibliotheek kies je volgende boekjes:

 

ik heb leesniveau 1, dan kies ik boekjes Start - M3

Ik heb leesniveau 2, dan kies ik boekjes M3 - E3
Ik heb leesniveau 3, dan kies ik boekjes E3 - M4
Ik heb leesniveau 4, dan kies ik boekjes M4 - E4
Ik heb leesniveau 5, dan kies ik boekjes M4 - E4 - M5

Ik heb leesniveau 6, dan kies ik boekjes E4 - M5 - E5

Ik heb leesniveau 7, dan kies ik boekjes E5 - M6

Ik heb leesniveau 8, dan kies ik boekjes E5 - M6 - E6 - M7

Ik heb leesniveau 9, dan kies ik boekjes M6 - E6 - M7

Ik heb leesniveau >9, dan kies ik boekjes M7 - E7 - Plus

 

 

De ei-plaat

 

Au-woordjes

 

 

Moeilijke zinnen:

 

 

Ik schreef enkele mooie zinnen voor jullie. Kun je ze lezen?
Lees ze maar. Laat papa of mama meekijken.
Kun je ze zonder fouten lezen?
Dan ben je knap!

 

1. In de fabriek tonen de arbeiders met trots de nieuwe tonnen.

 

2. Bijen kunnen niet breien.

 

3. Pauwen kunnen niet bouwen.

 

4. Touwen kunnen niet trouwen.

 

5. Gebouwen kunnen hun handen niet vouwen.

 

6. Houden vrouwen van flauwe sauzen?

 

7. Brouwers brouwen geen sauzen, maar bieren.

 

8. Houten en gouden spelden op de mouwen van een oude jas.

 

9. Vertrouw op jouw God, bouw op jouw Heer, trouw aan Hem!

 

10. Bouten kunnen niet miauwen.

 

11. Fouten hebben geen vouwen.

 

12. De mannen bekijken de manen van de paarden.

 

13. De kokken koken lekkere soepen.

 

14. De kinderen moeten de latten op de banken leggen.

 

15. De vissers laten de netten niet in de boten liggen.

 

16. De padden lopen op de paden in de bossen.

 

17. Hennen leggen eieren, hanen kunnen dat niet.

 

18. De renners moeten zich wassen na het koersen.

 

19. Daar zitten wel negen torren op die toren.

 

20. Karel lust hagelslagkorrels.

 

21. Lessen leren doe je door de lessen te lezen.

 

22. Lotte koopt twee loten.

 

23. In die sportwinkel in Balen verkoopt men ballen.

 

24. De dieven stelen korte stokken en lange stelen.

 

25. Rode pennen en dunne latten liggen in de gele rekken.

 

26. Potten hebben geen poten.

 

27. Steken de vlugge muggen ook de trage slakken?

 

28. Schoenen hebben wel hakken, maar geen haken.

 

29. Stokken kun je stoken in de kachel.

 

30. De kinderen moeten stellen over stelen.

 

31. Bij de firma Panen verkopen ze pannen.

 

32. Zijn katers ook katten?

 

33. In de les horen de leerlingen over horren.

 

34. Piet zit met starre ogen te staren.

 

35. De jongens halen de koffers uit de hallen.

 

 


Weet jij niet wat een hor is?
Een hor is een vliegenraam... De lucht kan erdoor, maar de mug niet.
De lucht kan erdoor, maar de vlieg niet.
Zo kan de kamer toch verlucht, maar de muggen kunnen er niet in.

 

terug