De vakantie is voorbij. Mohammed is naar Marokko geweest. Heel leuk was het daar. Maar vandaag moet hij weer naar school.
Als hij buiten komt, ziet hij dat het regent. ‘Bah’ zegt hij, ‘wat een rotdag. En het regent nog ook!’
Als Mohammed bij school komt, ziet hij dat hij te laat is.
Iedereen zit al in de klas.
Hij hoopt dat hij geen straf krijgt.
Zijn hart begint te bonzen. Hij wil stiekem naar binnen glippen.
Maar als hij de deur opendoet, ziet de juf hem al.
‘Zo zo,’ zegt ze,’dat is niet zo best, de eerste dag al te laat. Ga maar snel zitten!’
De klas zit in een kring, want ze beginnen met een kringgesprek.
‘Vandaag praten we over de vakantie,’ zegt de juf.
‘Als iedereen stil is, mag Mohammed beginnen.’
Mohammed krijgt een kleur, omdat hij niks weet te vertellen.
Maar de juf helpt hem. ‘Vertel maar over Marokko.’
Mohammed haalt diep adem. Dan begint hij. ‘We zijn in de bergen geweest. Want daar wonen mijn opa en oma. Daar hebben we een berg beklommen. Mijn vader vond dat niet zo leuk, want hij kreeg pijn in zijn benen. Ik had daar geen last van.
We zijn helemaal naar boven geklommen.’
De hele klas is stil, want ze willen allemaal horen wat hij heeft beleefd.
Mohammed vertelt verder. ‘We zijn ook een keer naar de markt in de stad geweest. Het was erg druk, omdat alle mensen uit de omgeving daar hun boodschappen doen. Er liepen altijd mensen tegen me aan. Of ze gingen op mijn tenen staan. Daar had mijn vader nou weer geen last van.’
‘Vannacht heb ik er van gedroomd,’ vertelt Mohammed.
‘Aha, daarom was je natuurlijk te laat!’ zegt de juf. Mohammed schrikt. Maar de juf lacht alweer. ‘Vandaag geef ik nog maar geen straf,’ zegt ze, ‘want het is de eerste schooldag.’ Mohammed is opgelucht. ‘Onze klas heeft gelukkig een leuke juf,’ denkt hij. ‘En misschien wordt het toch nog leuk vandaag.’