1. Met een vaart komt Tim het huis binnen gestormd."Mam, Riks hond heeft pupjes. Ik wil er één. Mag dat?"
"Nou, Tim," zegt moeder, "Ik heb eigenlijk nog nooit gemerkt, dat jij van dieren houdt. Laat de komende tijd eerst maar eens zien, dat jij goed kunt zijn voor dieren." Tim belooft het.

2. Tijdens het eten ziet Tim voor het raam het paard van de groenteman staan. Het dier ziet er hongerig uit. Tim rent met zijn bord pap naar buiten. "Lik, lik, lik," doet het paard en weg is de pap.
"Ben je nu helemaal mal?" bromt vader, als Tim weer binnen komt. "Dat paard kan oud brood eten. Het hoeft helemaal geen pap." Tim kijkt verbaasd.

3. De volgende dag ziet Tim een parkiet in een kooi zitten, achter het raam van buurvrouw Helder. Hij klimt door het openstaande raam naar binnen en zet het deurtje van de kooi open. "Ga maar gauw in het zonnetje zitten, Koko," zegt hij. Buurvrouw Helder ziet haar parkiet in de boom zitten en is woest op Tim.

4. Moeder is ook heel boos op Tim, als ze hoort over de parkiet. "Je mag andere mensen geen last bezorgen," zegt ze. Dat belooft Tim .

5. Enkele dagen gebeurt er niets bijzonders.

6. Op een zekere morgen wordt Tim wakker van allemaal vreemde geluiden. Hij kijkt uit het raam en ziet circusmensen de circustent en de stallen opbouwen. Dichtbij zijn raam staat een olifant.

7. Wanneer het plotseling begint te regenen, krijgt Tim medelijden met de olifant. Hij loopt naar buiten en trekt het beest aan zijn teugels mee de woonkamer in. "Ga jij maar lekker bij de open haard zitten," zegt hij. Het dier bukt en stoot de tafel omver.

8. Vader hoort lawaai en komt de trap af. Hij schrikt zich een hoedje, als hij de olifant ziet. "Wat is er vader?" vraagt moeder. Maar ook zij schrikt, als ze de olifant ziet.

9. "Die Tim maakt het hoe langer hoe gekker," zegt vader. "Ja, laten we hem maar snel zijn hondje geven," zegt moeder.

10. Die dag krijgt Tim te horen, dat hij een jong hondje van Rik mag. Als hij maar belooft, dat hij voortaan andere dieren met rust laat....