a of aa 

terug

  
Vul steeds in met a of aa
1.Op de hoek van de hoge kst staat een trt.
2.De ks met gtjes ligt op de plnk.
3.We rijden met de trm door de std. kaal.jpg
4.Die p is erg bng voor mensen.
5.Ik bls de krs op die trt uit.
6.Die mn heeft geen hr. Hij is kl!
7.De slk kruipt trg over de vloer.
8.Op het dk van ons huis zit een kt. Slak.jpg
9.Koop je de krnt elke dg hier?
10.Streel het prd maar met je hnd.
11.We eten pp met stroop vndg.
12.Die oude mn vlt van het prd.
13.We lchen met die grp van pp.
14.Het lm stt op het grs.
15.De mn loopt lngs het knl.