terug
Een oefening van de virtuele klas.
1. Hoeveel staan er in de kamer ? (stoel)2. In de rode vaas staan mooie . (bloem)3. Ik poets mijn elke dag opnieuw. (tand)4. In de wei staan twee witte . (geit)5. De werken elke dag op het veld. (boer)6. Maak een mooie tekening met je . (stift)7. De zitten in die grote korf. (bij)8. In de verte zien we hoge . (berg)9. Je ziet veel jonge in de lente. (dier)10. Heb je veel geschreven ? (fout)11. De stoppen hier in het station. (trein)12. Die bakker bakt altijd lekkere . (taart)13. Veeg je als je hier binnen komt ! (voet)14. Ik draag een bloesje met korte . (mouw)15. In die winkel verkoopt men . (trui)