Uit de bijbelles... Ruth (Deel 1)
Naomi en Elimelek woonden in Bethlehem.
Dat betekent: ....................................... (* 1)
Ze hadden twee .....................................: Machlon en Kiljon. (*2)
Er kwam hongersnood. En dat in Bethlehem!
Weet je wie later in Bethlehem geboren zou worden? ....................................... (*3)
("Ik ben het .............................................. des levens") (*4)
Naomi en Elimelek verkochten hun huis. En hun grond.
Ze gingen naar een ander ................................. : Moab. (*5)
Toen de familie in Moab woonde, stierf........................................ (*6)
Machlon en Kiljon trouwden met twee Moabitische meisjes.
De namen van de meisjes waren ..................................... en ......................................... (*7)
Na tien jaar stierven de twee zonen van ......................................... (*8)
De hongersnood in Juda was voorbij.
Naomi wilde terug naar Bethlehem.
Wie wilde absoluut mee gaan? ................................... (*9)
Waar u zult heengaan,
zal ik heengaan.
Waar u zult overnachten,
zal ik overnachten.
Uw volk is mijn .......... (*10)
Uw God is mijn God.
In Bethlehem was men juist bezig met de .................................... (*11)
Is dat niet Naomi? En wie is die vreemde mevrouw?
Noem mij niet meer Naomi! (Dat betekent: de lieflijke)
Noem mij maar ..................................... (*12). (Dat betekent: bitter)
ANTWOORDEN:
1. broodhuis
2. zonen
3. de Here Jezus
4. brood
5. land
6. Elimelech
7. Orpa en Ruth
8. Naomi
9. Ruth
10. volk
11. oogst
12. Mara